Gedenkboek


"Een bundeling van herinneringen en souvenirs uit 1945/46, uitgegeven ter gelegenheid van de reünie der Engelandvaarders door inspiratie van het daartoe gestichte 'Shooting Butts Komité" op 16 mei 1982."


Deze bundel telt 64 pagina's en werd samengesteld door Karel Misset aan de hand van vele inzendingen - getyped of handgeschreven - door 'kinderen' die in 1945 in Rugeley terechtkwamen en vandaaruit te worden ondergebracht bij hun tijdelijke pleegouders. Ervaringen beleefd in 1945/46 en als verhalen op papier gezet in 1982.


De omslagfoto van het Shooting Butts Camp werd geschonken door Mrs.  Joan D. Whiteley uit Rugeley.


Helaas zijn door de jaren niet alle inzendingen meer goed leesbaar. Om toch een indruk te geven volgt hieronder een kleine en willekeurige selectie van deze persoonlijke herinneringen, die met elkaar een bijzonder tijdsbeeld weergeven.

Engelandvaarders after the war


=CHANNALCROSSERS=


210 Nederlandse kinderen reizen op 10 oktober 1945 per ms Sibajak naar Engeland; worden daar verwend en gevierd door allerlei Engelse instellingen. Na een 'quarantaine' van ± 3 maanden in het Shooting Butts Camp bij Rugeley, volgt er een treinreis naar een aantal plaatsen in Zuid-Engeland, alwaar zij liefdevol door Engelse pleeggezinnen worden opgenomen. Zij hebben daar individueel zeer verscheiden belevenissen en sluiten vriendschappen, die soms levenslang zullen duren.


Op 10 april 1946 wordt de thuisreis begonnen met enerzijds verdriet om het afscheid, anderzijds met verlangen naar eigen thuis. Lichtelijk vertraagd, geschiedt de overtocht in de nacht van 12 op 13 mei met de ms Praque. Zo treffen zij, na 6 maanden te zijn weggeweest, hun afhalende familie bij Zaal Tivoli aan de Velperweg te Arnhem.


En ieder is zijns weegs gegaan, tot… na 37 jaar Theo van Binsbergen als één van hen het initiatief ontplooit om met behulp van een radioprogramma herinneringen wakker te roepen, wat vervolgens de gedachte inleidt tot het houden van een reünie van de nu volwassen Engelandvaarders van weleer.


Dat de gemeenschappelijke ervaring uit die tijd in staat is een wezenlijke onderlinge band te scheppen, daarvan getuigt dit gedenkboek. Het eert tevens zowel diegenen die de mogelijkheid schiepen als hen, die de tocht met hun persoonlijke inzet begeleidden. De dank voor de toen genoten gastvrijheid van de Engelsen blijkt ondubbelzinnig nog springlevend.

Ger (Simon) - Praster

Daar zijn we op de boot gegaan. Wij hebben daar wat gegeten. Ik weet niet wat maar er waren ronde bolletjes boter bij. Ik neem aan een broodmaaltijd. Ik weet ook nog dat wij van het kamp aan lange tafels aten en dat we een lepel levertraan kregen, wat ik er vies vond. In het kamp was ook een ziekenhuis waar ik nog 1 of 2 dagen heb gelegen, ik had pijn in mijn been en was erg misselijk.

Hendrik Jan Bos


De heenreis naar Engeland -- In augustus 1945 kwam er de mogelijkheid tot uitzending van kinderen naar Engeland en mijn ouders hebben daar via de schoolarts bericht van gekregen. Ze vroegen mij of ik dit ook wilde en toen heb ik ‘ja’ gezegd. Heel goed herinner ik me, dat mij kort daarna gevraagd werd of ik wel met het vliegtuig naar Engeland wilde. Voor vliegen moesten mijn ouders extra toestemming geven; en ik wilde vliegen!


Het schooljaar was weer begonnen en de eerste weken gebeurde er niets. Tot ineens, ja hoor, de reis gaat door en Hendrik Jan Bos, 10 jaar, is ingedeeld bij de groep Apeldoornse kinderen, die op 10 oktober vertrekken. In de best mogelijke kleren en met op vele mouwen onderscheidingstekensvan onze bevrijders en een klein handkoffertje gingen we naar Arnhem, uitgezwaaid door onze ouders en verdere familie. In Arnhem waren er nog veel meer kinderen en ik zie mezelf nog lopen in de lange rij kinderen, die dwars door de ruïne van het station liep naar het perron, waar de trein met stoomlocomotief al stond tewachten.


Tijdens de treinreis naar Rotterdam veel spanning en opgewonden stemming. Daar aangekomen werden we verzameld in een hele grote loods en pas na een hele tijd mochten we via een loopplank naar boord lopen van een hele grote boot, de Sibajak. We moesten direct naar beneden en na veel lopen door gangen, kwamen we in een vertrek met veel stapelbedden. Iedereen kreeg een plaatsje en daar zat je dan op je bed met uitzicht door een klein rond raampje. Na een poosje was avondeten en wij dus naar de prachtige grote zaal met overal tafeltjes en stoeltjes. Waaruit het eten bestond weet ik niet, maar wel heb ik onthouden dat we heel hoffelijk bediend werden, door de mensen uit Nederlands-Indië met hun prachtige hoofdtooien. Daarna gauw slapen op de stil aan de kade liggende boot.


De volgende morgen wakker worden en ontbijten in de grote zaal, waarvan ik me de kleine sneetjes brood en de bolletjes boter herinner. Vlot daarna gingen de motoren draaien, en ja, we gingen varen! Eerst door de Waterweg en dan de zee op. Je ziet vanaf het achterdek de kust steeds verder weg, de duinen worden steeds kleiner en tenslotte verdwijnt het laatste streepje Holland en is de zee rondom je. Tijdens het overdag varen wordt de sloepenrol gehouden en de zwemvesten zijn een prachtig speelgoed. Maar de dag duurt lang en uitbundig zwaaien we naar de langsvarende boot. Tot in de namiddag de eerste vuurtoren opdoemt en wij dit teken van Engeland met gejuich begroeten. ’s Avonds kwamen we aan, maar we sliepen nog een keer op de boot. De volgende morgen na het ontbijt naar de klaarstaande trein en na een rit van ca. 6 uur door Engeland stopte de trein en kwamen we in Rugeley aan.

Henk Huibers, Oosterbeek

Een van de dingen die in mijn kinderogen indruk maakte was dat grote schip. De ms Sibajak. Vooral die bruine mensen aan boord die ons brood gaven met kleine ronde balletjes boter.

Wim Barendsen, Oldenzaal


Van vertrek uit Oosterbeek staat mij niet veel meer bij, mogelijk veroorzaakt door de overweldigende indruk die het passagierschip “De Sibajak” op mij heeft gemaakt, toen je er als jongen voor het eerst in Rotterdam aan de kade staande tegenop zag als tegen een reus zo kolossaal, dat je het bestaan van een dergelijk schip, tot dan toe voor onmogelijk zou hebben gehouden.


Duidelijk zie ik nog voor mij, de prachtige in mahoniehout uitgevoerde betimmeringen die werkelijk schitterende illuminatie en niet te vergeten, de Javaanse bedienden, nog aan boord in volledige oude glorie, daar het schip nog maar recent, na lange afwezigheid gedurende oorlog, in Nederland was teruggekeerd. Mogelijk zijn wij de laatste geweest, die met dit schip in zijn oorspronkelijke schoonheid zijn vervoerd, daar het vrij kort daarna tot troepentransport is omgebouwd, iets dat ik altijd als een zonde tegen dit prachtige schip heb beschouwd.


Van de reis herinner ik mij nog goed, de toen nog in de Noordzee aanwezige bruinvissen die met grote sprongen ons schip achtervolgden, terwijl voor ons uit twee mijnvegers voeren, waarvan er één daadwerkelijk nog een mijn heeft gevangen ook. De bruinvissen hebben wij later bij een gezamenlijk bezoek aan St. Michaels Mount nog van nabij kunnen bekijken, zij het in opgezette toestand. Later ben ik nog eens een aangespoeld exemplaar op het strand van Newlyn tegen gekomen nabij de stonequarry.


De aankomst in Tilbury, alsook de reis naar het Shooting Butts Camp, Pangridge bij Rugeley heeft geen al te diep indruk bij mij achtergelaten. Wel staat mij de aankomst in het kamp nog heel goed bij en vooral de ontvangst van de kleding, die aan ons werd uitgereikt. Hier kreeg ik als jongen van 12 jaar voor het eerst een pak met een lange broek en vest, van een ondefinieerbaar zakkengoed, waar geen model was in te houden en waarschijnlijk voor tweed moest doorgaan. Liever had ik een korte broek of plusfour ontvangen, die ook werden uitgedeeld, maar “Monty” besliste dat ik een lange broek zou moeten dragen. Komend op Monty herinner ik mij nog goed hoe zij onze groep jongens in patrouilles deelde, waarmee we in de bossen rond Pangridgebank hutten gingen bouwen. Vrij militaristisch als zij was ingesteld, hield zij er de wind bij de jongelui straf onder, vaak op een manier die toentertijd bij mij als erg streng over kwam, waardoor ik persoonlijk, veel meer gecharmeerd was van “Juffrouw Eva“ , een knappe jonge vrouw, die door haar zachtere karakter voor menig jongen of meisje met heimweeproblemen een troostende toeverlaat was. Zelf heb ik voor zover ik mij herinneren kan geen last van heimwee gehad, maar ook ik voelde mij niet te min door juffrouw Eva aangetrokken.


Waar Monty en juffrouw Eva na de kampperiode precies gebleven zijn, zou ik niet kunnen zeggen, daar ik voor wat mijn tijd in Newlyn betreft meer herinneringen heb aan de heer Voorzanger, die daar als mijn voogd en contactpersoon me de pleegfamilie fungeerde. Hem herinner ik mij als een Mr. Belvérdère-achtige persoonlijkheid met strikte opvattingen omtrent betamelijkheid, rechtschapenheid en gehoorzaamheid. Nog zeer goed staat mij bij, hoe hij tussen beide heeft moeten komen in een schoolgeschil, nadat ik enkele dagen van school was weggebleven. Oorzaak hiervan was dat ik als strafmaatregel voor het feit dat ik de op het schoolplein aanwezige schuilkelder had betreden “hetgeen verboden was”, de hand op moest houden om, zoals dat noemde ‘’the Keen” te krijgen, het betekende dat de onderwijzer je met flink zwiepend stokje hard op je handen sloeg. Uiteraard weigerde ik hiertoe de hand op te houden, met als gevolg dat ik van school werd gestuurd en pas terug mocht komen na excuses te hebben aangeboden, hetgeen ik niet zo scherp zag zitten en dus liever op het strand ging spelen, dan naar school te gaan.


Mijn pleegvader “UNCLE JIM” die inmiddels van mijn spijbelen op de hoogte was, deelde gelukkig mijn zienswijze en vond het ook niet nodig, dat voor een dergelijk klein vergrijp mijn hand zou moeten ophouden en dienovereenkomstig dus geen excuses aan hoefde te bieden. Gedurende de dagen de dag dat ik spijbelde en mij op het strand of de omgeving ophield, hing hij om 12 uur en 5 uur uit het slaapkamerraam en blies op zijn schuiftrompetom mij te laten weten dat het tijd was om naar huis te komen. Dhr. Voorzanger uiteindelijk heeft de zaak in der minne geregeld, waardoor ik weer normaal naar school kon gaan.


Uit het kamp herinner ik mij een ongelukkig voorval, waarbij één van de jongens, ik geloof Dikkie Wijnveld hoewel ik daar niet zeker van ben, zijn arm brak. We waren met een stuk of vier jongens boompje aan het klimmen in de bomen tussen de barakken en het sportveld. Plotseling hoorde we een scherpe gil en een vreselijk geschreeuw, doordat een van ons uit de boom was gevallen. Zo snel we konden klauterden we naar beneden vonden daar ons kameraadje kreunend van de pijn met zijn arm in een hele rare houdingonder de boom liggen, terwijl de beensplinters van zijn ellepijp dwars door zijn overhemd heen staken. Wij durfden niets aan hem te doen en terwijl een van ons, ik geloof Bobby Bakkenes, de kampleiding ging waarschuwen, probeerde ik hem zoveel mogelijk te troosten en op de grond te gaan liggen, daarbij mijn hand voor de wond te houden, opdat hij zelf niet zou zien hoe erg zijn arm gebroken was. Als ik mij goed herinner is hij na in Engeland geholpen te zijn, vrij spoedig naar huis teruggekeerd.


Zelf ben eens tijdens het voetballen op het kampveld voor een paar minuten buiten westen geknald door de sportleider, die zelf meedoende bij de tegenpartij de stand een beetje gelijk zou trekken, door zelf een ouderwets goaltje te maken. De loeier die hij op het doel schoot waar ik als keeper in stond, was zo hard, dat ik de bal niet zag aankomen, temeer niet omdat een van de jongens als back precies in mijn gezichtsveld stond. Toen deze dan ook bukte voor de aankomende bal, had ik hem al in mijn gezicht, nog voor ik wist wat er gebeurde. Dat het geen doelpunt is geworden weet ik zeker, want het laatste wat ik zag voor ik omviel en insliep was, een in het veld terugstuitenhde bal, waarna diepe duisternis.


De totale ligging van het kampement, ik zou zo de weg nog weten. De heuvels, de bergen waren het haast. De geweldige hoge varens, waar we onderdoor liepen met de veelheid aan bossoorten. De“stinkbok” aan het einde van het terrein, daar waar de varens begonnen. Wij kwamen er bijna altijd langs als wij de bossen ingingen. De uitstapjes die georganiseerd werden, waarbij ik dan altijd voorinbeneden in de bus mocht zitten, omdat ik last had van wagenziekte.


Het bezoek, dat mijn nicht Corrie Gerrits-Barendsen en ik kregen in het kamp van een aangetrouwde neef. Hij was een Canadees soldaat en was getrouwd met ook weer een nicht van ons. Tijdelijk gedetacheerd in Engeland heeft hij ons in Rugeley opgezocht. De hele dag mochten wij met hem doorbrengen. Zoals zovele Hollandsche meisjes was onze nicht na de bevrijding met Peter getrouwd. Ik vond hem een geweldige vent, letterlijk en figuurlijk.


De tijd in het kamp vond ik een geweldige tijd, maar dat hadden jullie ook reeds geproefd (alleen die “meid”….. wie was jij?).


Daarna naar Newlyn, waar Harry van Bentem (ik dacht Benter) mijn buurman werd bij de Fam. Williams. Ook daar een geweldige tijd gehad. Over die periode kan ik me ook nog veel herinneren, alleen wist ik niet dat ook o.a. Evert Schierboom, bij wie mijn vrouw en ik inmiddels op visite zijn geweest in Newlyn was.


Maar hierover een volgende keer misschien. Jullie hebben wel wat losgemaakt makkers van weleer. Erg veel plezier heb ik reeds daar aan beleefd en mogelijk meer nog in de naaste toekomst.


Alvast bedankt en tot ziens.

Harry Benter

Vijfentwintig jaar heeft het geduurd voor ik mijn tweede reis naar Engeland maakte voor een drieweekse vakantie. Onaangediend bezochten wij mijn voormalige pleegouders “Aunty Els and Uncle Jim” en toen zij op ons bellen de deur opende, zei zij: "Harry Benter, I always waited for you. I knew you should come again". Uncle Jim kon met tranen in zijn ogen niet anders zeggen dan: "It’s a good thing you did it. O boy it’s a mighty good thing you did it".

And right he was.

Gerard de Bruin


Een mooie zonnige wintermorgen, met lood in mijn schoenen stap je bij de tandarts maar binnen, samen met je vriend Peter. Nerveus wachtend op het houten bankje en vooral niet laten merken, maar wel met je tenen krom in je schoenen van de zenuwen. Plotseling een gil uit de behandelkamer, de deur vloog open en weg was Peter, als een haas zo snel over het hek het bos in. Het begon al te schemeren toen ze hem vonden, slapend in de kuil.


Daar sta je dan na 37 jaar, in een miezerige motregen in de oprijlaan van het kamp, waar je als jongen van 11 zoveel indrukken te verwerken kreeg, dat ze van veel invloed zijn geweest op je verdere leven. Niets is er veranderd sindsdien; het is er te stil, waar zijn ze gebleven, je vrienden waar je mee voetbalde op het hobbelige veldje iets buiten het kamp en waar je mee door de prachtige bossen en soms kattekwaad uithaalde, steeds meer herinneringen komen naar boven.


Het heeft opgehouden te regenen, je slentert weer, iets verder naar rechts, de “Assembly Hall”, met zijn drie ronde raampjes.


Woensdagmiddag, keurig in de rij voor de wekelijkse filmvoorstelling. Langzaam schuifel je over de houten planken. Steeds dichter bij komt de grote doos met de repen Cadbury chocolade. Een vriendelijke dame van het W.V.S. deelt ze uit. Snoepend zoek je een goed plaatsje op de lange rij banken.

.

Langzaam lopend steek je het paradeveld over. Je staat even stil. Links de eetzaal en daar recht vooruit de barak waar je met je groep in woonde.


De leidster draait het licht uit. In de boven elkaar geplaatste bedden liggen Hollandse kinderen ver van huis, in een voor hun vreemd land. Er wordt nog wat gefluisterd, dan wordt het rustig.


Als ik langzaam het kamp uit rij en de weg opdraai, kijk ik nog even om. Het lijkt of je even hebt mogen terugbladeren in een mooi boek.

Jan de Hertog

We vertrokken ’s morgens 10 oktober 1945 vanaf het station Arnhem, tenminste wat je nog station kon noemen. Dezelfde dag vertrokken met de Sibajak naar Engeland waar we pas 12 oktober aankwamen. De Sibajak wordt vooraf gegaan door een aantal mijnenvegers en dat was beslist niet overbodig gezien de mijnen die tot ontploffing werden gebracht. Via de ondiepe Doggersbank werd Engeland bereikt. Op 11 oktober werd ik 10 jaar en ‘s morgens werd ik in de eetzaal op de tafel gebeurd en toegezongen door de bemanning en alle jongens en meisjes. Ik weet nog dat de bediening geschiedde door Javanen met kleurige hoofddoeken en witte jassen aan.

Janny (Middelhuis) – Den Hertog


Ik was toen 12 jaar. Het leek mij natuurlijk geweldig om naar Engeland te gaan. Ik zou samen met mijn broertje van +10 jaar gaan. Alleen mijn broer vond het niet leuk, maar degene die het hardst stond te huilen op het station was ik natuurlijk. We hadden de extra trein naar Rotterdam, waar de Sibajak al op ons lag te wachten, het was een enorm groot schip. Ik herinner mij dat wij werden bediend door Javanen met hoofddoeken om in prachtige kleuren. We sliepen in een mooie hut en het mooiste vond ik dat we ’s morgens werden gewekt met een grote gong, daar liepen ze mee langs de hutten en de slaapzalen.


Mijn broertje was op 10 oktober jarig en hij werd door de kapitein op de tafel gezet en we moesten toen allemaal voor hem zingen. Ik had nog een cadeautje meegenomen van thuis, dus was hij toch echt jarig. Mijnenvegers gingen aan de boot vooraf en we hebben ook echt gezien, dat er een paar mijnen ontploften. We zijn de Theems op gevaren, hoe lang we er over gedaan hebben, weet ik niet zo precies meer, maar ik dacht toch wel een paar dagen.


We kregen de eerste dag dat we aankwamen kleding, schoenen, tandpasta (roze in een doosje) een haarborstel in een etuitje met kam, spiegeltje en nagelvijl.

Frits van den Born

Van het verblijf in het Shooting Butts Camp kan ik mij niet veel herinneren, ik was toen 8 jaar. Ik weet nog dat we in een grote barak waren ondergebracht en sliepen daar in van die militairen ijzeren stapelbedden. Binnen bij de ingang van de barak was een kamertje, waar de leidsters sliepen. De sanitaire voorzieningen waren niet zo best. Buiten de barak stonden vaten waar je behoeften in moest doen, dat was een vieze bedoening, vooral als je er in de nacht uit moest was dat geen lolletje.

Kitty (van Gessel) - Courbois


Hoe het begon dat weet ik niet meer. Mijn broer en mijn zus en ik met mijn moeder naar het Gemeenteziekenhuis. Daar werden we gekeurd. Een enge, nare keuring. Mijn zusje werd afgekeurd. Ze zag er te goed uit. Mijn broer en ik zagen erg mager uit. Alleen slecht uitziende kinderen werden uitgezonden. In okt ’45 werden we naar Tivoli gebracht. Met de trein naar Rotterdam. Daar aan boord van de Sibajak. Een groot schip. Ik deelde de hut met nog drie meisjes. Ik lag in een mooi bed voor de patrijspoort. ’s Morgens vertrokken we pas. Het was goed weer en we mochten op het dek. Er voeren twee mijnenvegers voor ons uit, en we moesten telkens oefenen in het zo snel mogelijk een zwemvest aan te doen. Waarschijnlijk was het erg gevaarlijk op zee, dat zal ook wel, maar hadden wij geen notie van. Er was zo veel om te beleven op dat grote schip. Ik had nog nooit de zee gezien. Prachtig was dat. ’s Avonds kwamen we aan. Maar we moesten eerst nog een nacht slapen boord. ’s Morgens liepen we door de straten van Tilbury naar de trein.


In Rugeley gingen we in bussen naar het kamp, maar dat herinner ik me niet meer. Alleen een heel mooi lang pad met bloemen erlangs, de ingang van het kamp. Allemaal houten barakken stonden er. Het kamp was in tweeën gedeeld. De ene kant de meisjes en de andere kant voor de jongens. Er waren ook heel jonge kinderen bij, misschien pas zes of zeven. We werden ingedeeld naar leeftijd. Ik was de jongste van de oudste meisjes. Tussen de 11 en 13 jaar. Ik werd 12 in het kamp. Ik herinner me nog veel, maar mijn broer was negen en die weet echt helemaal niets meer. Onze leidster was juffrouw Polak. Ik vond haar erg fijn, ze kon heel mooi zingen, en ik kan mij geen andere leidster herinneren. Maar er waren er een heleboel.


Er was een schoolbarak. Daar gingen we elke dag heen en kregen Engels les. Er was een eetzaal en ook een hospitaal. We werden goed verzorgd. We kregen kleren en op de bedden lagen van die leuke lappendekens. En er was een zaal, waar we allemaal eens op het toneel hebben gestaan, om stukjes op te voeren voor de anderen. We kregen elke week zakgeld en een reep chocolade. Op een dag speelden de kleinste meisjes op toneel een kabouterverhaal met brandende kaarsjes. Maar er vloog een baard in de brand. En in een ommezien stonden er zeven kinderen in de brand. Grote paniek op het toneel en in de zaal. Wat erg was dat! Zeven kinderen het hospitaal in met brandwonden. Maar een paar weken later deden ze het al weer over op het toneel, maar nu met lantaarntjes.


Er was een barak dat dienst deed als kerkje. Elke zondag zongen we daar samen kinderpsalmen uit mooie boekjes. Of we gingen naar z’n allen in de rij naar het dorp, naar de grote kerk. ’t Was een zachte winter, sneeuw en ijs hebben we niet gezien. En wat ook zo mooi was op kerstmorgen werden we gewekt door alle leidsters en leiders. Die gingen langs alle barakken en zongen dan Ere zij God… Dat klonk zo mooi.


Zo tegen de Kersttijd werd onze meisjesgroep regelmatig uitgenodigd op Engelse scholen om Kerst te vieren. En op elk feestje was er natuurlijk een kerstman met cadeautjes,  zoals hier bij ons het Sinterklaas. Heerlijk eten en snoepen, zingen en spelletjes doen, het was gewoon het einde voor ons, al die party’s. Ontzettend fijn!


Ja, wat was er nog meer! Een jongen die uit een boom viel en zijn arm brak. En een vriendin, die Willy heette en ook in Arnhem woonde. Meer weet ik niet van haar. En een leider, waar we allemaal <onleesbaar> zo fijn was hij. En die huilde, toen hij afscheid van ons nam omdat hij weer naar Nederland toe ging.

Maurits Hendriksen

Vanuit het kamp gingen we veel naar tea-party’s. Ik vond dat wel erg leuk. Van het kamp gingen we ook veel naar de bossen in de omgeving, zoals onder andere wandelen, daar waren ook riviertjes. Daar gingen we een soort klei zoeken, om van die dingen van te kleien. We zijn ook nog eens naar een pottenbakkerij geweest en hebben nog een kopje mogen maken.

Greetje (Robertus) - Blik


Mijn belangrijkste herinneringen van de heenreis zijn de mijnenveger voorop en het zwemvest paraat. Wat het eten op de boot betreft, herinner ik me die afschuwelijke pap, waar volgens ons dikke wormen in dreven. (Het zal wel een figurenmacaroni geweest zijn). Verder dat mijn slaapgenootje zeeziek werd en ik daarom het bovenste bed verkoos, we hadden namelijk stapelbedden.


Van de opvang in Engeland is me te weinig bijgebleven, om over te kunnen vertellen. Wel weet ik nog dat we bij aankomst in het kamp gewaarschuwd werden weg te blijven van die grote pot met brij, want dat was levensgevaarlijk. Ik heb me laten vertellen dat waaghals “Binkie” er een duik in genomen heeft.


De gezamenlijke maaltijden (van een kieskauwer als ik een kwelling) zijn me het beste bij gebleven. We kregen voor ons allerlei onbekende gerechten, die we niet zo best waardeerden…. Oja het rabarberstengel (of iets dergelijks) gevecht herinner ik mee heel goed. We zwaaiden elkaar met de stengels om de oren. Ook de plumpudding en meelballen (n.l. gehakt) vonden we walgelijk. De vissticks waren lekker. Ons filmmiddagje was het einde, dat gebeurde onder het genot van een 1 reep chocolade.


Met Kerst werden veel uitstapjes georganiseerd naar Kerstvieringen op scholen in grote steden, daar werd je overladen met cadeaus en lekkernijen. Op het kerstfeest in het kamp ben ik nog Kerstengel geweest en heb het lied Gloria in Excelsis Deo mogen zingen. Dan is mij nog bijzonder bijgebleven dat tijdens een spel waar kinderen baarden en brandende lampionnetjes droegen, de baarden in de brand vlogen. Met een schots petje (met ruitenrandje gebiesd) dat we naar ik meen bij aankomst kregen, hebben onze kinderen lang gespeeld.

Marijke (van der Zand) – Beneden

Ik kan me nog herinneren dat we in het kamp kleding kregen waarvan de kwaliteit beter was dan onze overgebleven oorlogslorren. Sommige kinderen kregen door deze betere en warmere kleding huidirritatie wat tot gevolg had dat we door juffrouw Cock en juffrouw <naam onleesbaar> in een bad met lysol of iets dergelijks werden gestopt omdat ze dachten dat het schurft was. Ook ik was zo’n slachtoffer.

Hetty (van Huffelen) - van Bosheide


Wat maakt indruk op een meisje van 10 jaar? Wat toen voor mij belangrijk was, is later iets waarvan je zou zeggen "is dat alles". Wat blijft je bij? Was het dat andere land, het avontuur? Ik denk dat ieder voor zich een ander verhaal zal schrijven. Hier volgt het mijne:


Ik was een mager oorlogskind, véél te mager! Mijn zus vloog krijsend de keuken uit als ik in de tobbe werd gewassen. Er was iets niet in orde met mijn maag en voor mijn ouders was ik een zorgenkind. Via onze huisarts werden mijn ouders verwezen naar het Rode Kruis en daar werd ik "goedgekeurd" voor een reisje naar Engeland.


Het eerste dat me is bijgebleven, was die enorme grote boot "De Sibajak". En wat geweldig om in die prachtige eetzaal te zitten en bediend te worden door zwarte kelners! Trouwens, eng vond ik wel, ze liepen zo geruisloos, je hoorde ze niet! We moesten oefenen met de reddingsvesten. Nou dat was lachen geblazen! Op de foto die daarvan heb, lijken we meer op opgeblazen kikvorsen, meer vest dan kind.


Toen, op naar het kamp in Rugeley. Het was wel even wennen. Privacy was er niet en het was er zo koud! Maar soms werd er van die heerlijke chocoladepasta gemaakt. Ieder dag zowat vis, dat vond ik vreselijk. Maar ik mocht naar huis schrijven, dat ik echt dikker werd. Vaak hadden we veel pret met elkaar, de leiding was ook prima. In Rugeley heb ik leren marcheren. Vele kilometers legden we af in marstempo. Maar het einddoel vergoedde veel. De Engelse bossen waren bezaaid met varens, dat vond ik prachtig. We hebben daar vaak hutten van gebouwd.


Van het Canadese Rode Kruis kregen wij kleren en ondergoed, Nou, dat ondergoed kwam uit het jaar nul. Wij als meisjes kregen een soort jaeger ondergoed, maar de onderbroeken hadden een klep met knoopjes! Als je nodig moest, was de ellende niet te overzien, want dan moester eerst acht knopen open!

Het enige onrechtvaardige vond ik, dat wij meisjes de sokken van de jongens moesten stoppen. Door al dat marcheren waren het vaak knollen van gaten, er leek geen eind aan te komen. En wat deden de jongens voor ons? Daar heb ik nooit een antwoord op gekregen.

Miep (Borm) - Rosenberg

De barakken herinner ik me precies. De kou en de spartaanse aanpak. Wassen in de speciale barak. Gym. ‘s Morgens vroeg al vroor het. Tandarts bezoek. Tijd tot tijd ontluizen (voor zover nodig). De grote eetzaal met lange tafels. De grote knollen in de soep (meestal na tafel lagen ze op de grond). De mierzoete cake toe. Grote schalen rauwkost met marmite (heerlijk). LEVERTRAAN (BR). O ja, sokken stoppen alleen voor meisjes en ook de sokken van de jongens. Sommige meisjes hadden ”chemise-envelope” ondergoed gekregen (broek en hemd aan een). Ik herinner me ook de uitstapjes naar scholen in de omgeving van het kamp met alle jelly pudding die je dan kreeg. Op de terugweg in het donker de gloeiende kolenbergen of sintels waren het. Ik zou nog een dag door kunnen gaan.

Hans van den Steenhoven

(Leidster)


Mijn eerste herinnering aan de oversteek naar Engeland in oct. 1945 was de havens van Rotterdam, of liever wat er van over was, waar we een hele lange slang van vlasblonde (met af en toe ietsjes donkere) kindertjes zagen voortschuifelen. De meeste hadden houten kleppertjes aan waarvan de banden al gauw loshingen, armoedige en dunne jasjes; magere, bleke kindertjes, die zich kennelijk niet op hun gemak voelden met al dat vreemde gedoe. Eenmaal op de boot werden we in ploegen verdeeld om zodoende om beurten te kunnen eten. De Javaanse bedienden op de Sibajak waren bijzonder aardig voor de kinderen.

Voorafgegaan door 3 mijnenvegers voeren we de volgende dag in een soort vrijgemaakte baan naar Engeland, waar we tenslotte tegen de avond in Tilbury aanlegden. Het was leuk om de Thames zo’n eind op te varen. Wij werden in 2 grote groepen verdeeld en onze groep ging dus naar Rugeley in Staffordshire per trein en ten slotte per bus.


Wat mij ook zo levendig is bijgebleven is die reusachtige uitdeling door de dames van de W.V.S. die al die kinderen van nieuwe kleren voorzagen en de leiders en leidsters ook. En het was niet weinig wat de kinderen kregen: 3 stel ondergoed en nachtgoed (1 in de kast, 1 in de was, 1 aan de bast); demeisjes rokken en blouses en ik geloof zelfs een jurk, de jongens broeken en schoenen, er waren truien voor allemaal en winterjassen, kousen, sokken en schoenen en ook zeep, handdoeken en allerlei wasgerei. Wij kregen ook een winterjas, schoenen en kousen, en een heel praktisch schort, wat ik nog steeds heb en gebruik, naaigerei, enfin te veel om op te noemen.


In ’t begin was het een beetje wennen om ’s morgens alle kinderen op tijd gewassen en aangekleed te krijgen en dan naar de eetzaal. Als je de beurt aan tafel had, moesten wij ook de pap mee-eten, zat je aan de hoofdtafel dan hoefde dat niet (met het oog op de kinderen, waarvan er ook een heleboel niet zo dol op de pap waren, maar het was zo gezond) – We wandelden eindeloos met ze, deden spelletjes en zongen liedjes, die wij de kinderen leerden en zij ons. Joepie, Joepie is gekomen, heeft mijn meisje meegenomen, was een machtig lied. ’s Morgens was er school en ik gaf ze af en toe handenarbeid, wat eigenlijk alleen maar zo’n beetje kleien inhield want verder waren er geen materialen. Alle “party’s" waar de kinderen heengingen (vaak door scholen in de omgeving of door allerlei clubs) waren ook natuurlijk een groot eetfestijn met de tea’s en high tea’s want toen ze eenmaal over de eerste onwennigheid heen waren bleken de bleekneusjes best te kunnen eten.


Ze kwamen dan ook zienderogen aan en groeiden in de lengte en de breedte en steeds kwamen de dames van deW.V.S. de te nauwe kleding door grotere vervangen. En toen werden we weer in kleinere groepjes opgesplitst en moesten we na 3 maanden afscheid van elkaar nemen. De W.V.S. zorgden alweer dat alle kleren weer volledig waren en heel en passend en toen gingen we begin anuari naar onze verschillende bestemmingen.


Wij waren met 42 kinderen en 4 leidsters (Toos van Raalte, Lenie van Veen, Eva van Katzenstein en ik) naar Yeovil in Somerset terecht gekomen; we werden reuze gastvrij ontvangen, toegesproken door de burgemeester en anderen, de kinderen werden door hun pleegouders afgehaald en ook de leidsters kregen een pleeggezin. Wij hebben ontzettende leuke tijd gehad en toen we bij de Engelse families woonden, toen begonnen we pas echt een beetje beter Engels te spreken. Wij ouderen, hadden het natuurlijk al op school gehad, maar die Hollandsche kindertjes niet en die verstonden in 3 dagen praktisch alles en spraken het na een week al een beetje en hadden een veel beter uitspraak dan wij. Ze werden ook reusachtig verwend, kregen natuurlijk weer allerlei kleren, zodat ze helemaal in het gezin pasten, er waren weer allerlei feestjes en uitgangetjes en ook op de scholen hadden ze het heel plezierig. En wij hadden ook een ontzettend leuke tijd, we moesten de pleeggezinnen elke week opzoeken, een beetje bemiddelen, wat brieven schrijven of vertalen en af en toe een probleempje oplossen en alle party’s bijwonen en dan netjes bedanken (in ’t Engels, uiteraard.) Ik heb het er heerlijk gehad.


De Engelse familie waar ik zat, een echtpaar zonder kinderen, een jaar of 10 ouder dan ik, zijn een van mijn beste vrienden geworden. Ze spaarden bijv. hun benzine op om mij allerlei mooie plekjes te laten zien, namen me een paar maal per week naar de bioscoop, want dat was zo goed voor mijn Engels, verbeterden mijn Engels en letten goed op de uitspraak enz. Ik kom er nu zowat om het andere jaar, we zijn al 2x samen op reis geweest naar o.a. Zwitserland, ze zijn al een paar keer hier geweest en we schrijven erg regelmatig, om de 2 of 3 weken zowat en dat al 36 jaar lang!

Gesina Cora (Harteveld) - Leur


Uittreksel van briefkaarten naar huis geschreven vanuit Shooting Butts Camp, Pengridge Bank, nr. Rugeley, Staffs, England:


13 oktober 1945: We hebben een goede reis gehad. Ik heb het hier fijn.


31 oktober 1945: We liggen met 19 kinderen op een slaapzaal. Zijn in het dorp geweest alwaar volop veiligheidsspelden en garen te koop is.

Kregen van een man een zilveren shilling voor iets wat wij gedaan hadden.


12 november 1945: We hebben voordragen gedaan voor de mensen van WVS, die ons de kleding hebben gegeven. Als ps. Groeten van Cora’s schooljuf


18 november 1945: We kregen elke week 5 penny’s. Gaan niet naar het dorp want er heerst roodvonk en difteritis.

De juffrouwen heten Corrie en Ans. Als ps: Hartelijk groet van jufr. Ans


25 november 1945: Ben al negen pond aangekomen.


9 december 1945: Ben al 10 ½ pond aangekomen. Onze dag indeling is al volgt: Staan’s morgens op. Kleden ons aan. Halen het bed af, gaan ons wassen en dan in de rij staan om naar de kerk te gaan wat een kwartier duurt. Brood eten en daarna onze bed opmaken. Naar school alwaar we Engels krijgen en soms rekenen en lezen. Als het dan 11 uur is, gaan we wandelen. Na het middageten gaan we een uurtje slapen waarna we onze bedden kloppen en/of wandelen. Om 4 uur thee drinken en tijd om ’t een en ander te doen. Dan weer eten en dan soms dansen. Hierna slapen met een kus van de juf.


December 1945: Kreeg sinterklaas een naaimapje en een borduurdoosje van het kerstmannetje. Onze zaal is mooi versierd. De juffrouw was jarig en we kregen een krentenbroodje en citroenlimonade en bij de thee 4 koekjes. Hebben toen ter ere van juffrouw Mieke 2 of meer koekjes gegeven zodat de juf een bord vol koekjes kreeg; en zij kon gaan knabbelen.


22 december 1945: Aub haarlinten sturen.


6 januari 1946: Gaan maandag naar Engelse mensen, PS van C.M. Korink: op 14 januari gaan we naar het zuiden waar het klimaat goed is.


28 januari 1946: Postcard van mrs. H. Pel-Bijlstra, 2 Tolser Place, Penzance aan mijn ouders met de mededeling dat we al een beetje ingeburgerd waren en dat ik bij allerliefste mensen in huis was gekomen. (Nu dit was ook zo.)


Thanks uncle Tom and auntie Tean Rising

7 november 1945

Lieve allemaal,

Ik schrijf nu wat voor kleren ik heb gekregen.

1 wintermantel, 1 regenjas, 1 rok, 1 trui, 1 jurk, 3 kousen, 3 hempjes, 4 broeken, 2 nachtpon, 2 paar schoenen, 3 paar zakdoekjes. Ja nu heb ik alles. Nu zal ik wat schrijven over het kamp. Tineke is ziek, ze ligt in hospitaal met een ander meisje daar zal zij zich niet vervelen. Er is pas een ongeluk gebeurd een jongen heeft zijn arm gebroken. Zondag ben ik naar de Engelse kerk geweest daar was het erg mooi, nu papa en mamma daag Olga en Robbie.

Afz. G.C. Leur daaaag

Hendrik Jan Bos

Varsseveld, maart 1982


Shooting Butts Camp


In het kamp werden we, in groepen verdeeld, ondergebracht in een van de barakken, bestaand uit een slaapzaal met stapelbedden. Dit werd ons verblijf voor de eerst drie maanden. Voor de administratie had iedereen een nummer en ik moest luisteren naar ‘Hendrik Jan Bos, no. 10143, groep E, nr. 18. In dit oude militaire kamp was de militaire geest nog aanwezig. We werden welkom geheten door een hoge militair met een Engelse speech. Het in colonne marcheren en de dagindeling herinneren daar ook aan.


De ochtend was gereserveerd om nog wat aan school te doen met Engelsewoorden. ’s Middags was de rust belangrijk en moesten we in bed en slapen. En wie niet sliep, moest heel stil blijven want rumoer was niet toegestaan. Wel moet ik bekennen, dat ik vele middagen heb liggen lezen. Verder deden we boetseren van klei in allerlei kleuren, en hoe meer kleuren,hoe leuker je kon werken. Vrij spelen deden we met hout en stromend water in het beekje bij het kamp.


Van het eten in de eetzaal heb ik weinig onthouden; wel dat als je geen melkdrinker bent, je die beker vol iedere dag wel bij blijft! Dan het eens per week moeten eten van rauwe witte kool als broodbeleg, waarbij een dikke lik bittere zwarte pasta (marmite) was bijgevoegd. De kool werd nog wel gegeten, maar de marmite verdween nog al eens.


Buiten de poort van het kamp kwamen we meestal alleen tijdens het weekend. ’s Zondagmorgens marcheerden we in colonne naar Rugeley om er naar de kerk te gaan, en daarna weer even netjes terug. Verder wandelden we enkele keren door een groot bos met hele dikke bomen. Dan was het niet zo in het gelid, en een keer kwamen we bij een kale heuvel met rotsblokken op de top, en dat was fijn klimmen.


Dan komen we bij de excursies, de party’s, die er voor ons georganiseerd waren. Over een drietal wil ik iets vertellen. Met de eerste liepen door een groot bos en kwamen bij een oude lage herberg. In dit gebouw kregen we een Tea en dat was smullen, reken maar! De tweede was een excursie naar een Pottery. In groepjes gingen we de fabriek door en we zagen alles wat te maken heeft met het maken van aardewerk serviezen. Als aandenken was er voor iedereen een presentje: een klein mannetje met mythologische motiefjes of een gekleurd hazenkopje. De derde excursie was een Tea op 17 december op de Bingsley Modern School (in Wolverhampton?). Temidden van leraren en scholieren deden we ons weer flink te goed. En als bijzonderheid beschouwde het bestuur ons als hun Nederlandse vrienden, die de school hadden bezocht en we kregen dan ook ieder een Holy Bible met erin geschreven de datum en tekst, zoals iedere leerling er een kreeg.


De tijd in het kamp gaat verder en op een morgen had het gevroren. Dus ijskorstjes op de plassen en dat een leuke afwisseling, dat glijden. Kerstkomt in zicht. We kijken steeds meer uit naar post van thuis en juist in die tijd waren de brieven uit Holland heel waardevol. Van de eigenlijke Kerstdagen is me alleen bijgebleven de grote boom in de eetzaal en de speciale maaltijd, met als topper de plumpudding, die brandend werd binnengedragen en later ook lekker smaakte. Tot slot wil ik nog memoreren, dat we in de december steeds onrustiger werden tegen het eind van de kamptijd. Binnenkort gaan we het kamp uit en dan naar een Engels pleeggezin voor 3 maanden, ergens op een onbekende plaats. Niemand weet wanneer en waarheen, en dat houdt despanning erin.


Als ik dit zo eens overzie, ben ik mij bewust dat er veel hiaten zijn. Maar na 35 jaar heb ik dit terug kunnen halen uit de indrukken van een toen tienjarige.

Hopelijk schrijven oud-lotgenootjes ook hun verhaal en komt zo alles weer als een geheel naar boven.

Henk Huibers

(...) Londen, de Big Ben, het bejaardenhuis en een grootkinderfeest. We kregen eten, schoenen, kleding (...) De kostschool was niet mis. Een van de dingen die ik me herinner, dat manwijf, kort haar, scheiding in het midden. Met de zangles. Ze had de gewoonte om een liniaal in je mond te stoppen om te zien of je met zingen je mond wel ver genoeg open deed. Het koste mij een tand.

Theo van Binsbergen (Elst)


Wat weet ik nog van het “Shooting Butts Camp, Rugeley”

Een heel gemakkelijke vraag, maar hoe geef ik daar nu antwoord op? Het is zo lang geleden, en wat waren we nog een piemen om ons veel te herinneren. Tja, het eerste wat me helder voorkomt, is jufr. Eva, en mijnheer Tom Voorzanger. Let wel in de zelfde volgorde. En waarom nou juist, die twee? Weet ik niet? Of toch: Eva, lang zwart haar iets wat mollig, waar let je als kind al niet op. Ze was nooit kwaad te krijgen. En mijnheer Tom met zijn stekeltjes kuif, die gaf handenarbeid, tekenen en boetseren en daar ging ik graag naar toe.


En wat ik verder nog weet, wil ik graag met anderen over praten, was het werkelijk zo als ik het mij herinner. En dat is de oorzaak dat Bob,Gerard en ik jullie op zijn gaan sporen. Wie weet, misschien weten jullie meer dan wij……


Laat ik bij het begin beginnen.

Ik was net twaalf toen we vertrokken. Met een trein van af het station Arnhem. Mijn vader en moeder stonden achter het hek te wuiven, maar ik geloof dat ik daar niet veel aandacht voor had. Maar wat wil je, ik zat voor het eerst in een trein. En dan nog wel op weg naar Engeland. Van de treinreis weet ik niets meer. En hoe we naar de boot zijn gegaan, ook niet.


Veel meer weet ik nog van die boot, tja wat was die groot, en van die bruine mannetjes in die gekleurde kleren die ons bediende, we kregen zelfs een banaan, bij mijn weten de eerste ik die ooit at. We sliepen boven elkaar, dat gaf de nodige vechtpartijen wie boven moest liggen.

Bij het naderen van de Engels kust stonden midden in het water?…... zoeklichten, die ons beschenen. Van de aankomst in Engeland weet ik niets meer, ook niet de reis naar het kamp.


Veel beter en meer weet ik mij te herinneren, dat we nieuwe kleiding kregen, een geruite jas, een broek met riempjes om hem net onder de knie vast te maken, nieuwe sokken en schoenen, een pyama en ondergoed. ’s Avonds voor we naar bed gingen, eerst met zijn allen naar het waslokaal en dan onder toezicht tanden poetsen met roze tandpasta en elkaar goed nat spatten, wat weer aanleiding was voor een vechtpartij. Maar dan kwam Monty, blond met een bril op en dezelfde jas als de echte Monty aan. En die kon voorlezen ofvertellen of ze er echt bij was geweest. Doodstil was het in de slaapzaal.


’s Middags moesten we ook naar bed, maar dan kwam er van slapen niet veel terecht. Na de middag was het sporten, trefbal of het bos op om hutten te bouwen. Midden tussen levensgrote varens. Maar het fijnste vond ik het voetballen. Als je er snel bij was, echte voetbalschoenen, die lagen voor in de barak in een kast en dan nog wel een echte leren bal. We hebben ook nog eens tegen een team uit Rugeley gespeeld. De uitslag weet ik niet meer. We zullen wel verloren hebben. Met de kerst was er een toneelstukje met kaboutertjes, daar raakte er enkele van in de brand. En zaterdags hadden we filmavond. Tekenfilms en dan kregen we een stuk chocola en mochten we later naar bed.


Ook het hijsen van de vlag, daar stonden we met zijn allen omheen en moesten we zingen, was dat niet 'waar de blanke top der duinen'…? En wat te denken van de plumpudding die we kregen, ik vond hem niet te eten, en daar moesten we nog wel zo lang op wachten. En de erwten van die groene daar kon je zo lekker mee schieten. En de heerlijkehap levertraan brrrr. Maar verder vond ik het eten lekker. Ook de vele party’s, die we kregen op scholen en clubs, daar werden we toch wel goed verwend. Ik heb er nog een bijbel aan overgehouden. We zijn ook nog in een potterij geweest, in de hal stonden beelden van vele groten. Ik weet nog dat Stalin, Hitler, Roosevelt en Churchill er stonden. We mochten dat ook zelf aan de draaischijven komen en proberen iets te maken. Ik weet nu dat het Wedgewood fabrieken waren. Na de rondleiding mochten we iets uitzoeken en meenemen als souvenier.


Achter onze barakken lag een put met draad afgezet daar mochten we niet komen, maar ja, dat niet mag, mot. Wij er dus op een keer er naartoe, toen wisten we ook waarom het niet mocht. Dat was de beerput van het kamp, wie durft er op de rand te lopen? En natuurlijk durfde ik het wel, nou ik heb het geweten, drie dagen later stonk ik nog ondanks de borstel met zeep. Ik laat het hierbij, en met heel veel dank aan onze verzorgers/sters die daar toch een heleboel werk aan ons en met ons gehad hebben. Want wie stopten onze sokken en zetten de knopen aan onze jassen.

Adres in 1945:

Marktplein 38

Geitenkamp, Arnhem

Eva (Numan) Katzenstein

Leidster

Wij trokken al een hele tijd met elkaar op, “mijn” jongens en ik, en naarmate het contact groeide, groeide mijn haar. Een kapper bezoeken kostte geld en geld was een uiterst schaars en kostbaar bezit. Toen mijn haar op een gegeven moment zo lang was geworden, dat ik het kon opsteken, deed ik dat. De volgende dag stapte ik, aldus gemethamorphoseerd, de slaapzaal binnen. De Monty-groep gaapte me aan en een woordvoerder verzuchtte: “ Nu bent U niet meer, juffrouw Eva, maar U bent juffrouw Katzenstein! ....... nog voordat de jongens aangekleed waren, was het opgestoken haar weer in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht!

Wim Barendsen


Ook had ik Theo beloofd om eens op het Gemeentehuis in Zutphen te speuren naar mogelijke aanknopingspunten met als resultaat, dat ik, met een tussen-periode van 2 weken, 2 snipperdagen heb opgenomen en 2 hele dagen op het Gemeente Archief ben “bezig” geweest met kranten van juli 1945 tot en met mei 1946. Alles wat ik daar aan wetenswaardigheden heb gelezen heb ik in kortschrift genoteerd, er mochten helaas geen fotokopieën van gemaakt worden i.v.m. de kwaliteit van de ingebonden kranten, en enkele van deze punten wil ik graag ter informatie aan jullie, initiatiefnemers, doorgeven. Gelezen heb ik “Het Parool voor Graafschaap en Veluwezoom”, de enige krant die vanaf 1942 tot eind 1946 v.w.b. plaatselijk nieuws geoorloofd was om te verschijnen. Dit was een dagblad, Ook de weekblaadjes (werkelijk waren het blaadjes) doorgelezen, doch hierin geen enkel artikel gevonden. Begonnen in juli 1945, moest ik al gauw terug naar juni 1945, gezien de tekstopstelling van het betreffende artikel en las ik daar in de krant van dinsdag 19 juni 1945:


“Nederlands Volksherstel (N.V.H.)”:

N.V.H.- bureau in “Ons Huis” samen met U.V.V. dat een onderdeel vormt van het N.V.H. en het daar reeds eerder gevestigde Roode Kruis. De U.V.V. deed en doet dagelijks nuttig werk op velerlei gebied en ontwikkelde menig initiatief mede dankzij stuwkracht van haar leiding. Bij de kinderuitzending werd assistentie verleend aan de I.K.O. (geen verdere naamverduidelijking aangegeven) die op dit terrein reeds lang werkzaam is en ook thans nog menig transport bleekneusjes in de Achterhoek onderbrengt.


Dinsdag 10 juli 1945:

Met de Batavier II is het eerste transport met 100 kinderen naar Londen vertrokken. A.s. woensdag zal een tweede groep op weg gaan. De kinderen zullen na een verblijf van 2 maanden in een kamp, bij Engelse pleeggezinnen worden ondergebracht.


Donderdag 26 juli 1945:

Wat is en wat wil Nederlands Volksherstel,

“Volksherstel stelt zich ten doel mede te werken tot een spoedig herstel van een normaal volksleven en tot verhoging van de geestelijke en materiele volkskracht”

Het N.V.H. heeft een belangrijke rol te vervullen op de volgende ebieden o.a. pt 7- “Kinderuitzending”.


Woensdag 8 augustus 1945

Arnhem: “Wij ontvingen veel glundere gezichten….

Namens alle Arnhemse en Velpsche ouders…….

“De Provinciale Commisie voor Kinderuitzending 1945”

Huygenslaan 69, Arnhem


Woensdag 5 september 1945:

“…wenden tot Plaatselijk Comité voor Kinderuitzetting in de plaats van inwoning, indien niet aanwezig: Provinciaal Comité , Huygenslaan 69, Arnhem.

Leeftijd van 6 tot en met 12 jaar

Reeds vele honderden kinderen brachten een maandenlange vacantie door in het gastvrije Engeland, waar ze ondergebracht werken in Ned. Kampen onder Ned. Leiding…”


26 januari 1946:

Als je een klein en mager en ondervoed in ons geteisterde landje vijf jaar de Duitse bezetting hebt meegemaakt en je wordt op een goede dag op een schip gezet en naar Engeland gebracht waar je helemaal “bijgespijkerd” tot je weer flink gezond kind bent, dan heb je geluk gehad. Maar de twee Hollandsche meisjes Corrie Pits en Pineke Zijde is tijdens de vakantie nog iets veel fijners overkomen.

Corrie is n.l. door bemiddeling van het Amerikaanse Foster Comité voor oorlogskinderen geadopteerd door de filmactrice Helen Heyes en Pineke door de acteur Bob Hope……


3 mei 1946:

Engelandvaarders keren terug (Foto met inzet)

Een der eerste groepen kinderen, die na een vacantie in Engeland in onze stad (Zutphen) terugkeerden, begroet door de U.V.V. en familieleden.


Dit waren enkele overgenomen artikelen, waar jullie misschien wat aan kunnen hebben voor of een artikel of algemeen bericht. Meerdere, gedeeltelijk overgenomen, artikelen heb ik in huis, maar ik dacht dat die wat te oppervlakkig van aard waren.

Gerard van Zeijst

We gingen naar Shooting Butts Camp bij Rugeley.

Daar kreeg iedereen een nummer, mijn nummer was 10.231, en we werden ingroepen ingedeeld. Ik kwam in een groep met 23 jongens van 10 jaar. Deze groep leverde maar liefst twee voetbal-elftallen. Ik was de keeper van het “eerste”, in die positie kreeg niet éénmaal, in mijn herinnering zelfs tweemaal, de doellat op mijn hoofd. Er werden veel voetbalwedstrijden gespeeld, én er was publiek.

Bob Bakkenes


Na 37 jaar

Blijkt Engeland en in het bijzonder Rugeley en Penzence toch voorgoed een plaatsje in mijn hart te hebben gevonden. Oktober ’45. Overweldigend was de reis er naar toe. Met je 12 jaren stond je wijdopen voor al het nieuws. Zo nieuwsgierig als een jonge hond en gescherpt door het deelachtig zijn aan een oorlogsperiode die sporen had achtergelaten. Zo begon ik aan Het Avontuur.


De veelheid aan herinneringen maken het moeilijk om een begin te maken voor een geschreven verhaal. Als ik de vele geestesflitsen zou registreren, dan zou ik, denk ik beginnen in Rugeley op m’n bovenste bed voorzien van een kleurige rijke lapjesdeken, samen met mijn kamergenoten ademloos luisterend naar een spannend verhaal dat “Monty” ons uit een boek voorlas. Dat sfeertje……… geweldig.


Natuurlijk staat Shooting Butts Camp nog in mijn geheugen gegrift. Ik kan ze uittekenen, de dikke colonel, de knappe mollige jufr. Eva, de gedegen meneer Voorzanger, de vriendelijke mevr. Polak, de wat strenge jufr. v.d. Merwe, ga zo maar door. De ziekenbarak waar ik m’n kerstdagen en de jaarwisseling doorbracht, geïsoleerd van de rest van de mensheid, man(netje) moedig vechtend tegen de eerste en enige aanval van heimwee. Sport, voetbal, trefbal vooral (was Stien Brugman daar niet erg goed in?). ’s Middags thee drinken met de nodige rauwkost met Marmite dat ik er nog altijd mee associeer. De met thee besproeide uitstapjes (party’s), de wandelingen, het hutten bouwen, de varens, Engels les, de sterke lysolgeur op de toiletten, de tuinjongen die ons vieze woorden leerde in het Engels en dan… de treinreis naar het Zuiden.


Uitstappende kinderen op diverse stations, nawuiven en ik-zelf met nog zo’n 15 anderen mocht de langste rit maken naar Penzence. Ons eindstation. Ik kijk nóg onze kring rond met de daar omheen groepende pleegouders, die net zo nieuwsgierig als wij, zich afvroegen wie bij wie zou gaan horen voor de komende maanden. Het ritje in de vooroorlogse Morris naar “huis”. De hond Bunty en de baby Trevor. Jonge schatten van mensen, waarmee ik nog altijd kontakt onderhoud. Naar de Lescudjack Boys School, samen met Gerrit Boskeijon, Bas Wiggers en John Spohr. Opstaan als de meester de klas inkomt. De les beginnen met “Dutchies”, door middel van een grote rode tong tussen enorme paardentanden de Engelse “th” te leren uitspreken: rugby op ’t sportveld en melkdrinken in de pauze.


Eigenlijk is er geen beginnen aan om alle herinneringen op te schrijven, je zou er een boek voor nodig hebben en dat is hier niet de bedoeling. Gastvrijheid wordt, ook nu nog in Engeland, met een hoofdletter geschreven. We hebben er véél aan te danken.

Theun Schuppers

Ik kan mij nog goed herinneren het bouwen van hutten met varens, die in een groot bos dichtbij het kamp groeiden. We waren nog maar kleintjes en de varens groeiden ons boven het hoofd. Achter één van de achterste barakken stond een grote z.g.n. apeboom, die nogal gebruikt werd voor een klauterpartij. Op een middag viel er een uit de boom en brak zijn sleutelbeen. Het was een hele consternatie. En juist in Engeland moest een Hollandse leraar tekenen me leren, dat de bomen in de Middockter bossen niet als rechte telefoonpalen uit de grondkwamen, maar zo… Loop ik in een bos, denk ik daar nog steeds aan.

Lies Gerritsen


Ik schreef naar mijn ouders op 10 november 1945:


Heeft u nou al bericht van me gehad? Ik heb toch al wel 4 keer geschreven. Met de meisjes van Gazenbeek is ook alles goed. Wij slapen op een zaal.


Papa, u vroeg mij toch of wij ook in een gebouw lagen, maar we liggen in een barak. U weet nog wel, dat u van die antwoord-coupons ons hebt gestuurd, maar die zijn verkeerd afgestempeld. Ze moesten niet aan de rechter – maar aan de linkerkant gestempeld worden. Nu stuur ik ze terug.


Wij spelen en wandelen de hele dag. We krijgen 50ct zakgeld in de 14 dagen en één keer een film. Wij slapen boven elkaar, Geertje slaapt ook bij mij op de zaal en Joke van de Berg ook. Grietje slaapt op een andere zaal. En Dinie ook. Wij hebben elke zondag vlaggenparade.


Ik heb ook al een nieuwe jas en nieuwe jurk, twee paar schoenen en 3 hemdjes en broekjes, 3 zakdoekjes en een paar wanten gekregen en een baret.


Wij staan ’s morgens om kwart voor zeven op en om acht uur moeten we weer gaan slapen. Half acht moeten wij in ons bed liggen, maar we krijgen een half uur voorlezen. Er zijn een heleboel vriendinnetjes om mee te spelen. Hier zijn ook een heleboel bossen en heel grote vijvers.

Bas Wiggers

1945 - Het “bijna” ongeluk. Op een donkere avond was ik met een groep jongens met enkele zaklantaarns aan het spelen (elkaar seinen geven) op het voetbalveld naast het kamp. Plotseling hoorden we een vliegtuig boven ons in de donkere lucht. Wie er begonnen is, weet ik niet, maar één van de jongens begon ineens s.o.s. te seinen naar het vliegtuig. Na herhaaldelijk seinen kwam het vliegtuig plotseling laag, ja zelfs zeer laag over vliegen. Tot grote schrik van ons allen vloog hij zo laag, dat de piloot op het laatst pas de goal in de gaten kreeg en door snel op te trekken, een ongeluk kon voorkomen. De volgende dag kreeg de groep in ’t algemeen (omdat men niet wist,wie het geweest waren) een fikse uitbrander voor het gevaarlijke kinderspel van de vorige avond.

Frits van den Born


Er was een grote eetzaal, waar we met zijn allen gingen eten. Zover ik mij kan herinneren was het eten goed. We kregen daar dingen te eten, die ik nog nooit gegeten had, b.v. van die witte wortels en dadels.


Er was ook een toneelzaaltje waar af en toe wat gedaan werd, ik meen me te herinneren, film en toneel. Achter het kamp was een bos, waar we vaak gingen spelen. Er groeiden daar grote varens waar we met behulp van taken hutten van bouwden. Er was ook in de buurt een grote heide gebied, wat ik mij daarvan kan herinneren is dat ik de heideplanten zo hoog vond.


In het kamp was ook een grote witte geite-bok, die vastgebonden was aan een lang touw. Er werd verteld dat het een wilde bok was, die op de heide gevangen was. Verder kan ik mij van het verblijf in het kamp weinig meer herinneren.


Op een dag zijn we uit het kamp vertrokken met bussen. Daarna zijn we met de trein, een dag en een nacht onderweg geweest, waarna ik in Bournemouth aankwam. Ik werd onder gebracht bij een wat ouder kinderloos echtpaar. Zij woonden in een villa bij het Queens-park en hadden een auto en een kokkin. Ik heb daar een geweldige tijd gehad.

Bep (Koerntjes) - Jordens

Ik weet dat we ook nog school hadden. Toneel deden, Liedjes zingen voor speciale mensen. Ontbijten in de grote zaal. Stapelbedden in de barakken. Mijn groepsleidsters waren juffrouw Kok en Annelies.

Adrie Kop


WEET JE NOG


dat we de overtocht maakten met de “Sibajak” van de Rotterdamse Lloyd?

dat er onderweg op mijnen geschoten werd?

dat de purser een paar handdoeken miste?

dat we in Tilbury aankwamen?


dat we een reis maakten vandaar naar Rugeley?

dat we in Rugeley van 1-2 uur moesten slapen?

dat we Engelse les kregen om ons later verstaanbaar te kunnen maken?

dat we de oorsprong (enkele wellen) ontdekten van een beek of rivier?

dat we vlagveroverd hebben tussen de varens?

dat er een ondeugend jongetjewas die met zijn, van zijn zakgeld gekochte lamp, S.O.S. uitzond, waarop een vliegtuigje reageerde (wie was dat eigenlijk?)


dat we heel vaak gesport hebben, trefbal was de favoriete sport?

dat we een dam gebouwd hebben in het beekje, wat vlak langs het kamp liep (de volgende dag had ik koorts en moest geïsoleerd liggen)


dat we een musical opgevoerd hebben, waarin de grote tovenaar LUMPASSIE VAGANUNDIE, de boze geesten van Twist en Tweedracht bezwoer?

(Had Karel Misset daar niet de hoofdrol in? Hij zocht en vond de tong van zijn vrouwtje)


dat we Kerst gevierd hebben, waar door de leiding ook erg mooi gezongen is?

dat we chocolademelk in bekers kregen, die bij de eetzaal op de houten tree stonden?


dat we Engels-Hollands schrijven cadeau gegeven hebben aan iemand, wat we met z’n tweeën geschreven hebben. Monty was daarbij, geloof ik, de aanstichtster.


dat mijnheer Voorzanger een paar dagen op pad geweest is om te schilderen? (Heeft hij dat werk nog?) Ik weet nu nog hoe een tak, die aan een boom groeit, getekend moet worden, want hij heeft mij dat toen verteld.


dat jullie allemaal wel veel van dit soort herinneringen zullen hebben en dat het daarom zo fijn is, dat Theo, Bob en Gerard het initiatief genomen hebben tot deze reünie


dat we daar dan veel van deze fijne tijd op kunnen halen, door er met elkaar over te spreken is de wens van…Adrie Kop.

Marijke (van de Zand) – Beneden

Het zingen zondagmorgens bij het hijsen van de vlag. Het lied was “Hollands vlag, je bent mijn glorie”. De rillingen liepen dan over mijn toentertijd nog jonge rug.

J.M. den Hertog


In Engeland ben ik bij een verkeerde groep terecht gekomen, waardoor ik niet meer weet hoe de aankomst in Rugeley was. Mijn zuster heeft toen erg veel moeite gedaan om mij op te sporen.


Zodoende kwam ik met een vertraging van 10 dagen in het Shooting Butts Camp aan. Van het kamp herinner ik mij de houten barakken rond het middenveld, een sportveld, de eetzaal, het hospitaal of ziekenboeg en de recreatiezaal. In deze zaal was elke week een filmavond met o.a. tekenfilms. In de pauze werd er flink gezongen en kreeg iedereen een reep chocola.


Verder heb ik een zeer goede herinnering aan een dikke kolonel, hutten bouwen van varens en wat me nog is bij gebleven is, dat is de enorm gezellige sfeer die er heerste.


Er schiet mij ook nog te binnen de stapelbedden die voor gebroken armen en benen zorgden doordat wij van de ene bed naar de andere sprongen. Bij iedereen hing een verdrietige sfeer toen we dit georganiseerde en gezellige kamp moesten verlaten.

Janny (Middelhuis) – den Hertog

We gingen ook naar school, dat was in een houten barak, daar leerden we wat Engels en kregen sommen over het Engelse muntstelsel, dus was zo’n som: £ 1.36 + £ 5.62 = £ 6.98 --- Ik weet dat zo goed, omdat ik alle brieven uit die tijd nog heb bewaard. Ja en dan die fijne filmmiddagen en chocola na afloop en we kregen nog zakgeld ook. Iedere week een sixpence.

Gerard van Zeijst


’s Zondags was er vlaggenparade, dan zongen we het Engelse en het Nederlandse volkslied. Om bij de school en de “feestzaal” te komen moest je eerst een trapje op, vanaf de school was onze barak de 2e aan de linkerkant. Met een keelontsteking kwam ik een weekje in het hospitaaltje van het kamp te liggen. Tot mijn hilariteit moest ik een lange nachtpon aan. De jongens van mijn groep maakten tekeningen voor mij, en ik kreeg veel cadeautjes. De leidsters kwamen iedere dag op bezoek.

(...)

Gezongen werd er ook:

De boys en girls stapten in Arnhem in de trein.

De reis was heel voorspoedig, we hadden reuze gein

Refrein: A-joe-fi-faldra (2x), we hadden reuze gein.

Er waren meerdere coupletten.


En:

Er is nog kaas, kaas. Zo oud als Sinterklaas

Al in de tent, al in de tent, al in de tent, al in de tent

Er is nog kaas, kaas. Zo oud als Sinterklaas

Al in de fouragemeesters tent

Refrein: Dat wist ik niet en bovendien

Je kunt het zonder bril niet zien

Je kunt het zonder bril niet zien


Er waren heel wat coupletten, één ervan ging over vlees van een oude kees.

Hetty (van Uffelen) – van Bosweide

In het kamp leerden wij onze eerste Engelse woorden, zoals tafel, deur, ja en nee. Maar het beste Engels leerden wij van onze pleegouders, het accent kregen we er gratis bij.

Gerda Polak – van Loo

(leidster)


In “Shooting Butts Camp” werd ’s morgens les gegeven, en ’s middags trokken we erop uit, deden spelletjes, zongen etc. In de lessen werd er, behalve Ned. Taal, Rekenen, ook wat aandacht besteed aan eenvoudig Engels, dit met het oog op het verblijf in gastgezinnen na de Camp-tijd. Zo kwamen ook de woorden Big- Small aan de beurt.


Op een wandeling door het kamp kwamen we de kolonel tegen– ieder weet, dat hij “een groot formaat” was. Dat ontlokte één van de jongetjes de woorden: Dat is nu een “big boy” hé. Van toen af had de kolonel de “nickname” Big Boy.


In een gezin vroeg één van de jongens (de eerste dag al). Where can I wash mij hands? Een beleefde vorm om naar het toilet te vragen. Daarop werd hij naar de keuken gestuurd!

Joke (van Ham) – van den Berg

En dat wij Engels moesten leren dan, toen vroeg de juf: Wat is rismetiek? En ik stak mijn vinger op, want ik dacht dat is reumatiek en dat had mijn moeder vaak in de rug, maar dat was het helemaal niet, het was rekenen. Maar van anderen dingen weet ik niet zo veel meer.

Beste lezer,


Kunt u er geen genoeg van krijgen om al deze mooie herinneringen te lezen?


Kom dan nog eens terug op deze pagina, want er komen nog veel meer verhalen bij!